Iedereen die mij een klein beetje kent, heeft nu denk ik vraagtekens bij het feit dat ik degene ben die deze opmerking maak. Ik ben namelijk een groot fan van zo efficiënt mogelijk werken en maak graag gebruik van allerlei slimme systemen.
Mijn to-do lijstjes lijken soms oneindig en mijn dagen zijn vaak te kort. Misschien ken je de uitspraak wel: ‘Ik houd aan het einde van mijn loon nog een stukje maand over.’ Voor mij geldt eerder: ‘Ik houd aan het einde van mijn uren nog een stukje werk over.’
In onze maatschappij lijkt ‘druk zijn’ soms een graadmeter voor succes. Hoe drukker, hoe beter. Hoe meer je afvinkt, hoe meer voldoening. En als iemand vraagt hoe het gaat, is het antwoord 9 van de 10 keer ‘een beetje druk’. Toch?
Ik ben ervan overtuigd dat altijd streven naar méér doen in minder tijd niet altijd de beste aanpak is. Steeds efficiënter willen werken en steeds sneller gaan helpen je op de lange termijn niet. Ergens wist ik dat natuurlijk al lang, maar ik las het pas ook terug in het boek ‘Nooit meer te druk’ van Tony Crabbé.
Hij schrijft dat het niet alleen draait om timemanagement, maar vooral om ‘aandachtsmanagement’. Want wat heb je eraan als je nog meer taken afwerkt en intussen vergeet te genieten?
We zijn zo bezig met rennen naar de volgende taak, dat we soms vergeten stil te staan bij wat we eigenlijk aan het doen zijn. En wat voor moois er om ons heen gebeurd. Het gevolg? Een gevoel dat het nooit genoeg is, en dat een ander het altijd beter voor elkaar heeft.
Zullen we met elkaar besluiten om wat vaker te vertragen? Om niet altijd te kiezen voor méér, maar voor beter. Je hoeft niet álles gedaan te krijgen. Je mág ‘nee’ zeggen. Het gaat niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit van je tijd.
Laten we onze aandacht geven aan wat (en wie) er echt toe doen.